Handhaving – Op Nieuwjaarsdag wandel ik met Herman van Konijnenburg (zie Eros en Thanatos in Weert) langs de heuvels van het urnenveld. Een straffe wind uit een waaigat zandstraalt onze gezichten. Herman is in een goed humeur. Sinds hij zich vorig jaar maart heeft opgeworpen als permanent toezichthouder van het onmetelijke terrein- naar men beweert 900 grafheuvels-, is 2015 hier zonder incident verlopen.
Een deel van zijn stacaravan heeft hij als controlekamer ingericht, van waar elke beweging is vast te leggen, maar Herman kent ondertussen zijn habitué(e)s. Verder zorgt hij er voor dat de informatie op de bronzen zuiltjes langs het wandelpad goed leesbaar blijft. Het drukst is het in de weekenden wanneer – weer of geen weer- op de zandverstuivingen de honden worden uitgelaten.
Bovendien zijn de bungalows in het vakantiepark nog altijd redelijk goed bezet. In de zomer vleit een enkele bezoeker zich neer, in de schaduw van een dennenboompje om via de trek van de wolken in zichzelf te kijken. ’De mensen hebben tegenwoordig geen ervaring meer met volslagen duisternis. Dit veld is ’s nachts in mijn beleving een kosmisch slakkenhuis zonder bewoning.
’Op grond van het nieuwste jaarverslag mag hij een uniform dragen met HANDHAVING op het rugpand. Hij loopt ingehouden, licht gebogen als een zoeker naar verdachte sporen. Zijn hele houding toont een warm hart voor een verder weinig spectaculaire omgeving. Tijdens onze wandeling over het pad, getrokken door de golvende schoot van de dood, maakt hij foto’s van de plekken waar het asfalt scheuren vertoont. ’Elke bobbel is een beknopte vorm van een woordloze mededeling. Ik verwerk deze plooien, de schaamlippen van tijd en vergankelijkheid, in mijn dagboek. ’Herman is een fantast. Hij schrikt er niet voor terug om zijn stamboom terug te voeren op een verdwaalde Kaninefaat.
Na zijn pensionering bij een grote drukkerij noemt hij zich graag minikunstenaar. In de ‘Wankele Tafel’ is het een drukte van belang. Velen vierden de jaarwisseling op het vakantiepark. Aan de tafels rekent men zich al rijk onder het bombardement van tv-reclames. Meteen zit Herman op zijn praatstoel. Nog vele vragen houden hem bezig. Een periode van zes eeuwen is nogal wat. Wat was de reden waarom er na 400 v.Chr. geen graven meer zijn.
Waarom zijn de bewoners van deze omgeving weggetrokken en waarheen? Leefden zever van de begraafplaats, in de buurt van de samenloop van de Aa, in het kleine Mesopotamië? Van een zoetwaterbron ter laving van hun sterke verhalen? Schuin tegenover ons zit een stel, begin vijftigers schatten we, dat elkaar het nieuwe jaar al niet veel te zeggen heeft. Zonder ook maar enigszins op te kijken van het geroezemoes in de zaal, turen zij op hun iPhone alsof ze de Kamasutra in spijkerschrift lezen. ‘Typisch een geval van een ingedut vadertje en moedertje spelen,’ verzucht Herman.
Een blauwe maandag heeft hij mogen proeven van een opleiding tot Life Coach, met als specialisme communicatieprocessen en het creëren van een winnaars-mentaliteit. ‘Ik wil niet weten hoeveel delen ze van zichzelf hebben geamputeerd om bij elkaar te blijven. Het heeft er alles van weg dat de hond hen nog samen houdt.’
De hondsen, de kynikoi. Het Griekse woord voor honden is ‘kunes’. In de tijd dat de bewoners van laten we zeggen Boshoverbeek naar elders trokken, zorgden een groep filosofen voor nog al wat reuring in Athene. Met hun straattheater hielden zij de burgers een spiegel voor. Het waren geen keukentafelfilosofen met in de hand een verzoenende wijwaterkwast over het dagelijkse leven, eerder ontwikkelde zwervers die door hun gescheurde en afgedragen mantels kunnen doorgaan voor ‘wegbereiders’ van Punk.
In hen huisde niet de ziel van de marionet, laat staan dat zij werden beneveld door ideologieën en toekomstvisioenen. Uit hun mond demarreerden woorden die de toehoorders moesten bevrijden van de abstracte dictatuur van ingeslepen gewoonten en taboes die doorbogen onder het gewicht van onverdraaglijke overbodigheid.
Nu moeten we wel oppassen van het Athene van toen een neurotische stad te maken. Het harde werken was aan slaven en slavinnen zonder enige identiteit. Er was nog geen sprake van een consumptieve trance. Vraag en aanbod was niet buiten proportioneel. De filosoof, afkomstig uit de vrijgestelde klasse, was dan wel gefascineerd door de vraag wat een leven zinvol maakt, hij was zozeer bevrijd van de druk productief en flexibel te zijn, dat hij niet de behoefte had om te definiëren wat géén zinvol leven is. De ware cynicus was geen slaaf van lichamelijke en emotionele behoeften.
Ze werden niet opgevreten door statusgevoel, ambitie en jaloezie zoals ijzer door roest.‘Een man die van geld houdt kan nooit goed, laat staan gelukkig zijn.’ Ze waren de eerste hongerkunstenaars, uitvinders van de slaapzak, gehard tegen kou, eenzaamheid en miskenning. Een cynicus liet zich ook niet binden, hij zat niet te wachten op de jackpot van wederzijdse verliefdheid. Wanneer Antisthenes, de eerste cynicus, naar een vrouw verlangde, sliep hij onderweg terug naar huis met een kansarme vrouw, voor wie zelfs een onderhuids ‘downdaten’ geen optie was, een ‘Vinex vrouw’ van wie het lichaam niet langer aanvoelde als fijn zacht gebaksdeeg dat in de lauwe warmte van de bakoven rijst. Ze was hem eeuwig dankbaar.
Antisthenes moest namelijk dagelijks om Socrates te beluisteren zeven kilometer lopen, zeg maar van Boshoven naar Budel. We kunnen ons amper een voorstelling maken van de verhoudingen binnen dat gemêleerde gezelschap van ‘denkgezellen’. Antisthenes werd met de nek aangekeken omdat zijn moeder een allochtoonse was. Zijn verweer is legendarisch: ‘De moeder van de goden komt ook uit het buitenland.’Of met een sneer naar de Attische sportscene: ‘Mijn ouders zijn ook niet allebei worstelaar.’
Hij vond Plato bijvoorbeeld een verwaande kwast. Van hem zelf wordt gezegd dat hij uiterst aangenaam was in de conversatie en buitengewoon ingetogen in zijn gedrag. Denken is lopen. Voor de filosoof is snelheid een illusie. Zijn geest bloeitop doordat zijn benen hem in beweging zetten. Elke dag schreef hij een bladzijde. Bij zijn dood –hij werd door zijn soberheid 80 – liet Antisthenes een oeuvre na van 10 kloeke papyrusrollen.
Tot in de tweede eeuw van onze jaartelling was dit werk in omloop, maar het zal u niet verbazen dat de geschriften van de cynici door de papiermolen van de christenen zijn gegaan. Niet stichtend. We moeten het dus voornamelijk hebben van de rijke anekdotiek rond een figuur als Diogenes en de mythe van de Schamverlust. Over hem wellicht later. Want nu hang ik in Het Huis van de Minstreel, liefelijk opgetrokken van onderkoelde melancholie, aan kleurige waslijnen mijn gedichten uit: stadsgedichten, elegieën, liederen vol lof of lichte spot, de Bernice-cyclus.
Liefdesgedichten zijn als een schelp, er heeft iets in geleefd en dat iets heeft de schelp zelf gemaakt. Wanneer je een schelp in je handpalm legt, begint de reflectie. Een kind gaat nog verder, het hoort er de oceanen in, ook al heeft het nooit een zee gezien. Zoals algen hun energie via fotosynthese uit de zon halen, zo is het schrijven van liefdeslyriek een prachtig middel om voorbij aangeleerde misvattingen en eigenwaan tot je echte kern door te dringen. Tenslotte omdat ik moeite heb de kynikoi uit te zwaaien, een anoniem gedicht Hier Dionysios, zestig jaar oud, En burger van Tarsos. Zelf is hij nooit getrouwd, zijn vader wel, helaas.
Henk Simons 14 januari 2016