Bede van een treures

Ik ben van 1919, de Grote Oorlog was uitgebrand, hier
waren de singels nog van water en Spaanse griep. Ik
stond in de luwte van een glad geleefd College, waar
het Woord bezwerend op dogma’s werd gewand.

Daar groeide mijn kruin uit naar zijn limiet, de vorm
van mijn takken had ik niet in de hand, zij voorzagen
een halve eeuw de bedaagde rituelen van pauzes
van gedrapeerde schaduw en gefilterd licht totdat

heren van de gemeente mij uit mijn bedding lichtten,
verstoorde grond. Niemandsland. Mijn hardstenen voet
werd een vergeetplek van rust en bezinning. Ik leefde
op de stemmen van de stad. In de nerven speelden
de vochtige moleculen van een rendez-vous, totdat

een schurende storm de sapstroom afsneed en ik hier
ontkroond naar binnen gedragen werd. Een kronkelende
wilde, in mijn takken- de armen van een orant- een enkele
bede: trek het persoonsregister open en geef iedere boom
in de stad een naam. Er is geen tijd te verliezen.

Henk Simons, augustus 2019