22
Lieve Auk,
Gisteren lag er een Chinees meisje naast me. Zij krijgt elke maand nieuw bloed. Ik keek een hele tijd naar haar, want ik vond haar aardig. Ze zei alleen niets tegen mij, ze is ook niet lang gebleven. Ze weten nog altijd niet welke ziekte ik heb. Dokter Mulder vroeg of we poezen hebben. We hebben Cezar, zei ik, en ik liet hem een foto zien met Cezar in het schuurtje. Ik wil meteen uit bed stappen en in het raam kijken of hij straks in een mandje meekomt, met de taxi- grapje- mijn vader zei gisteravond bij het bezoekuur dat Cezar mij loopt te zoeken.
Toen hij naar huis ging, was ik verdrietig. Het begon ook flink te onweren en ik had niemand om mee te praten. Vandaag is er een nieuw meisje op de kamer gekomen, ze heet Yvonne, ze heeft suiker, maar ik weet niet wat dat is. De pukkels in mijn gezicht en op mijn schouders zijn weg. Dus je mag me komen opzoeken. Misschien ben ik morgen weer thuis. Yvonne mag wel uit bed. Dan zet ze de tv aan, ze is al twaalf, zo oud als mijn broer. Ze vertelde dast haar vader pasgeleden is doodgegaan. Toen hebben we allebei gehuild onder de dekens. Ik hoor dat iemand het hekje openmaakt boven aan de trap, er komt bezoek, ik denk de meester. Met mijn opstel over poezen. Tegen de dokter zei ik dat Cezar me nooit heeft gekrast. Hij bleef altijd lekker in de poppenwagen liggen als ik door de tuin wandelde. Ik heb geen zin in lezen. Vanmiddag heeft de dokter gepraat met mijn vader en moeder, ik hoorde iets van beenmerg, maar ik weet niet wat dat is. Buiten is het lekker weer. Over een paar dagen begint de zomer, zeggen ze. Met wie heb je na de school gespeeld? Wanneer zie ik je? Tamara is erbij gekomen. Ze heeft der benen gebroken bij een auto-ongeluk….