Vertaling uit neolatijn

Dit is een fragment uit het voorwoord van Susanna, een toneelstuk van Placentius uit 1532.

Illustratie: Rembrandt Suzanna  Mauritshuis Den Haag

 

EPIGRAMMA AD LECTOREM

Quid iuvat heus iuvenes veteris monumenta Terenti

Aut Plauti, aut Nevi, voluere saepe manu,

Et spectatori vanas divendere nugas,

In quibus instruitur desidiosus amor?

Quin potius placeant divina poemata nostri

Evangelistae, qui canit ore cato.

Hic bene Susannam festivo carmine lusit,

Quam? senes turpis commacularit amor.

Annis subteneris divinas discere praestat

Historias, veterum quam recitare leves.

nam quod percipiunt iuvenes aetate recenti,

Firmius inhaeret, nec cito deficiet.

 

De vertaling van Henk Simons:

AAN DE LEZER

Wat baat het, jongelui, regelmatig in de stukken

van de oude Terentius, Plautus of Naevius

te bladeren en aan de toeschouwer hun melige

grappen uit te venten, waarin ze met veel bombarie

een uiterst lamlendige liefde uit de doeken doen?

Het valt te wensen dat de goddelijke gedichten

van onze leermeester [i.e. Placentius] jullie daarom meer behagen.

Nu heeft hij scherp van tong Susanna in een prachtig

stuk opgevoerd en welk een schandelijke wellust

twee ouderlingen bevlekte. Verkieslijker is het

op prille leeftijd de bijbelse verhalen te leren

dan de oubollige van de Ouden op te dreunen.

Want wat men in zijn kinderjaren heeft meegekregen,

wil steviger beklijven en minder snel vervagen.

 

 

Dit is een fragment uit het Lofdicht op de Roer van Peter von Streithagen.

 

Haec super accedit, gregibus quod lympida servat

pocula et a foedis nunquam polluta latrinis,

dum, si quas sordes casu contraxerit olim,

praecipiti devolvit aqua Mosaeque remittit.

Namque jugi madidum torquens curvamine corpus

O d i l i a e postquam c o l l e m divique V i r o n i s

culmina magnanimo quondam fundata P i p i n o

transiit, exceptus cataractis spumea tolit

guttura et undisono M o s a m procul ore salutat

tam cupidus socii, gemina ut mox brachia pandat

et totum amplexu cupiat strinxisse benigno.

quod quia multiplici prohibet pons fornice surgens

inque unum cogit rursus coalescere flumen.

Ruropoli infensus nil praeter nominis umbram,

ne prorsus subeat Lethaea oblivia, linquit.

Nec bonus ipse suum munus tunc Mosa recusat,

sed patulo effusus gremio totamque cohortem

Najadum ducens venientem murmure laeto

excipit et solio secum componit eodem.

Quas ibi tum voces, quae verba utrimque profentur,

qualiter antiqui recolatum temporis acta

385 praesentisque vices, quae mutua gaudia carpant,

mortali vetitum cuiquam cognoscere sensu.

 

De vertaling van Henk Simons:

Daarbij komt dat de rivier voor de kuddes kraakhelder

drinkwater bevat en nooit door smerige latrines

verontreinigd wordt en wanneer zich er al derrie heeft

opgehoopt, stoot hij die met donderende vaart af

aan de Maas. Want nadat hij met zijn natte lijf draaiend

en kronkelend met de rug de heuvel van Odilia en

de hellingen van de heilige Wiro, eens hem toegewijd

door de edelmoedige Pepijn, is gepasseerd, zet  hij,

gevangen in watervallen zijn schuimende kelen op

en begroet met golfklinkend geloei van verre de Maas,

zo smachtend naar zijn geliefde, dat hij meteen de beide

armen uitspreidt en heftig begeert haar allerhartelijkst

te omarmen. Daar staat hem de brug, boven het water

oprijzend met meerdere arcaden, in de weg, verderop

moeten zij weer aanzwellen tot één brede stroom. Een

kwelgeest voor Roermond laat hij niets na behalve

de echo van zijn naam, om niet als door Lethe gedoemd

tot vergetelheid te zijn. De Maas, uit zichzelf zachtaardig,

misgunt hem niet haar liefdesdienst, maar de reidans der

Najaden leidend met een schoot breedsporig open neemt

zij haar minnaar onder uitbundig gemurmel en legt zich

te ruste in hetzelfde bed. Welke woorden zij in het naspel

elkaar kozend bedachten, wat voor gesprek zich ontrolde,

als om daden en de onderliggende sfeer uit het verleden

terug te halen, welke geneugten zij elkaar ontlokten,

het is iedere sterveling verboden zich daarvan met zijn

zinnen een beeld te vormen.