Annex, een soort mythe

Ooit dreef ik achter een rij van kruis-gekalkte bomen
Galerie Het Gulzige Doek, waar beelden ongetemd
hun intrek namen. Men was weerbarstig, beloofde
veel, de wanden schuwden de satire niet. Geliefden
bloeiden welig, speelden kunst en tuin en honger naar.

Lange tijd meanderde men weg van deze bronnen,
men golft en bridget en laat zich ongegeneerd vieren
net boven de geestelijke armoedegrens, maar afgezien
daarvan onze maakdrift gaat niet dood en de stad is
meer dan ze durft te lijken. Zij wordt omzichtig mooi.

Ik maak me klein en kijk door een verzinraam nieuw
erfgoed binnen, buiten een drukkend Sperrgebiet
wordt een helmbos opgegraven, er liggen nog dorre
rozen, een Madonna staat borg voor gekleurd leven,
in een kom wacht naamzieke vissen een vergrijp.

In een toverbos ga ik liggen, onder een diep azuren lucht,
in de verte klept een inktbloem zeven, visioenen zijn hier
niet ver weg. Een muze vouwt een gulden waaier open en
spreekt mij goedertierens toe: ‘Kom toch nader, kus mij!’
Mijn antwoord werd dit zoomgedicht.

Henk Simons, 7 juli 2018