Niets bijzonders dat ik een vergeten titel uit de rekken haal. Een mosterdgroen boekje in zakformaat uit de Sammlung Göschen: Auswahl aus griechischen Inschriften, een uitgave uit 1915.
Het bevat het eerste privébriefje van Europa, een dubbelzijdig mailtje op een loden plaatje uit omstreeks 365 v.Chr. , door Duitse archeologen in 1888 gevonden –het jaar dat Wilhelm II keizer werd-op een kilometer of zeven van het centrum van het antieke Athene, en nu bewaard in een vitrine op het Museumsinsel van Berlijn.
Afzender is een zekere Mnesiergos. Mnesiergos brengt de groeten over aan zijn familie thuis en vraagt hoe het met hen gaat. Zelf mag hij ook niet mopperen. Willen jullie mij soms een deken sturen of een slaapzak van schapen – of geitenvacht, de goedkoopste, het maakt me niets uit, als het maar geen poncho is, en als het kan een paar leren zolen.
Zo gauw ik kans zie, krijgen jullie alles terug. (op de keerzijde) Kom ermee naar de pottenmarkt (Oelemarkt) en bezorg het bij Nausias of Thrasykles of anders bij diens zoon. Na het lezen van dit kattenbelletje komen de vragen.
Op de eerste plaats heeft Mnesiergos een schrijver ingeschakeld. Hij was blijkbaar analfabeet, niets bijzonders in zijn tijd. De schrijver speelt al met de begroetingsformules, die wij nog van ansichtkaarten kennen.
Het is mogelijk dat de huisgenoten van Mnesiergos op de plek woonden waar het plaatje is gevonden. Hij zelf verblijft gezien de aanduiding van de plaats van afgifte in Athene, maar zonder duidelijk adres. Hij heeft het koud, zijn beddengoed is versleten of gestolen.
Voor zijn familie, met wie hij om onduidelijke reden geen rechtstreeks contact zoekt, waren de genoemde pottenbakkers bekenden. Was hij bij hen in de leer? Lood was naast kalkwit de basis van wit pigment voor het beschilderen van beelden en vazen. We zullen het nooit weten.
We kennen zijn naam en niet die van de schrijver, zoals ook de namen van de zetters en drukkers van dit boekje vergeten zijn. Zij stonden voor andere beproevingen. Zij leefden in een gespleten Duitsland: het militaristische, reactionaire en nationalistische keizerrijk en een Duitsland met liberalen en een gematigde sociaaldemocratische partij, de grootste van de wereld toen, ondanks of dankzij de dominante positie van de industriële en bureaucratische elite.
‘Maar de oorlog, die de dagelijkse welvaart wegneemt, is een gewelddadige onderwijzer; en ze brengt de driften van de massa’s in overeenstemming met de penibele omstandigheden,’ schreef Thucydides een halve eeuw voor Mnesiergos.
Toen het boekje uitkwam, lagen waarschijnlijk vele hooggekwalificeerde typografen in de loopgraven rond Ieper, en vroegen in brieven aan het thuisfront naar wollen/ flanellen ondergoed en versnaperingen. Een half jaar eerder had de top van de Duitse intellectuelen de dood van duizenden onschuldige Belgische burgers en de brand van de monumentale bibliotheek van de Leuvense universiteit verdedigd.
Uit hun midden zou later iemand schrijven: ‘Het is mijn vaste overtuiging dat ook de allerzwartste aandoeningen enkel en alleen te genezen zijn met de wil. Onze Führer is natuurlijk de opperste incarnatie van de wil.’
Hoe komt het dat ik bij het stilstaan bij de jaartallen 1912-1918 onmiddellijk opga in de jeugd van mijn vader, zijn moeder, mijn Duitse oma, en de oudooms die verloren sneuvelden achter het verdwijnpunt van Verdun? Geen waarheid of ze is gruwelijk. Heldenangst heet een boek van Gabriel Chevalier (1895-1969), hij was te jong voor het front.
‘Wie zijn geschiedenis kent, weet welke tragedies het nationalisme heeft aangericht en zal zich nooit bij nieuwe vormen daarvan aansluiten. Tegenwoordig is historische kennis het privilege van de elite, en dat is funest voor een samenleving. Het idee is dat er maar één cultuur is: die van de mensen die romans lezen, naar de schouwburg gaan en musea bezoeken. Dat is natuurlijk een denkfout (Alessandro Baricco).
Mijn teddy Hilaire beroert mijn wang, zijn warme vacht voelt heerlijk aan, hij is een beer vol Sturm und Drang, met hem kan ik voor waar op elke beurs mijn mannetje staan. (uit de Berengedichten van Olga). Ik trof Olga in het atelier van Albijn van Poperinge. Olga van den Maagdenberg om volledig te zijn. Zij heeft sinds kort een gedeelte van het atelier gehuurd.
Jarenlang was ze geabonneerd op Beer Bericht, het internationaal vaktijdschrift voor teddybeerliefhebbers. Met de kennis hier opgedaan heeft zij zich opgewerkt tot de status van berenmaakster en arctofiele coach (Gr. arktos= beer).
Op tafel ligt naast de Teddyberen Encyclopedie met o.a. een overzicht van de belangrijkste data uit de geschiedenis van de teddybeer, een unieke uitgave van de hand van Barbara Guyette: HauteCouture for the Jet Set Teddy Bear.
Veel knippatronen voor skipakjes, zweetbandjes en het klassieke Theodore Picone berenkostuum.
‘Teddyberen vertegenwoordigen niet alleen een echt cultuurgoed, maar ze zijn nog altijd een voortdurende bron van genoegen en vertroosting. Ik voel het als mijn taak om de teddybeer uit de doffe lijkwade van de miskenning los te tarnen.’
Haar gedrevenheid schroeft mijn nieuwsgierigheid op. Zij heeft zich ingeschreven voor het aanstaande Europameisterschaft der Teddybärmacher in Aken, in de categorie ‘Beren in pak’. Om hoge ogen te gooien bestudeert zij de wintercollecties van bekende modehuizen om ze te vertalen naar de maat van haar prijsberen.
Haar vriend Hilaire reist vooral Duitsland- het Mekka van de teddyberencultus- af op zoek naar exquise stoffen en dessins: de nieuwste mohair pluche, glazen teddyogen (bruin of zwart), bromstemmen in kartonnen of plastic huls en dik wolvilt voor hand- en voetzooltjes.
‘Dat moet je een keer meegemaakt hebben. Er gaat heel wat om in de wereld van de teddybeer. Alleen al die prachtige berenhuizen. Wanneer Albijn met Azalea (zie sierlijke 8) als model schilderlessen geeft in de buurt van Volterra, houd ik hier workshops. Ik loop al langer met plannen rond om van hieruit een entreprenasium op te zetten, met singles als doelgroep. Een teddybeer helpt je in het gewaarzijn van jezelf, hij vermindert je lijden en brengt in toenemende mate verlichting in je leven.’
Wanneer je de selectie uit Griekse inscripties hebt teruggezet binnen de codes van je boekenkast en onderweg terug naar je werkkamer een folder opraapt van de Foliedokter die na een diepgaande analyse het probleem van loslatende folie op keukenkastjes professioneel belooft aan te pakken en wanneer je in je boerenkeuken ogenblikkelijk constateert dat jij niet onder zijn doelgroep valt, wanneer je in Alberto Manguel’s De kunst van het lezen (2011) – aangeschaft in 2013 – ontroerd de opdracht leest:
Lieve (o)pa, blijf nog lang bij ons in goede gezondheid, en wanneer je de woorden van Luuk Gruwez : Poëzie is een weerspiegeling van de machteloosheid die eigen is aan elk menselijk bestaan, onder nummer 1918 in je citatenbundel hebt overgeschreven, dan grijp je terug naar enkele van je eigen haiku’s:
Azuren ogen brachten mij de olijftak van nieuwe vreugdes
hier plukte Sappho aan haar ziltige schaamhaar glanzend in de zon