In de kom van mijn armen ligt de tweeling te slapen. Twee weken oud. Hun zusje van bijna drie kijkt toe. Er is dan toch een broertje bij, dat bij verrassing de lezing van de opeenvolgende echogrammen met zijn voetjes heeft getreden.
Aan de hand van de meest recente meting kan hij uitgroeien tot zeker 1.85 meter. Een basketballer in spe. Mijn oude tors moet dit half uur aanvoelen als een veilige haven, in de deining waarvan zij zich kunnen uitrekken in hun slaap.
Soms gaan hun oogjes open en probeer ik in de haarvaatjes van het oogwit te lezen wat hen te wachten staat. Levenskracht is wellicht de minst begrepen kracht op aarde. Dit zijn voor de meesten onder ons de momenten dat verwondering de vanzelfsprekendheid overstijgt.
Momenten zo wezenlijk omdat ze je ervaringen vanuit een onbekende hoek belichten. Onthand en intens ervaar ik mezelf, mijn geworteld zijn, maar vooral mijn tijdelijkheid. Hun kwetsbaarheid leidt mij binnen in een passief segment van het bestaan, het wonder.
Mijn taal valt in duigen, maar dat duurt niet lang. ‘Il faut digérer la surprise,’schreef Gaston Bachelard: het is zaak de verrassing in te lijven, je eigen te maken. De verwondering maakt dan ook het pad vrij voor het perspectief.
Misschien sneller dan de mij nog toegemeten tijd zullen ze lopen, spreken, tekenen, schrijven en lezen, doordringen in het subtiele verschil tussen zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden en onherroepelijk stoten op de lagen in tijden naar ik hoop warmte en vreugde puren uit ridderspoor en oleander, uit basilicum en de nabijheid van elkaar.
Kortom uit een gemoedelijke leefomgeving, verstoken van de huiver en haat van een baarlijk uitvergroot Steenbergen. Intussen sleutelen deskundologen onder het gesternte van vervreemdende marktwerking aan het onderwijs van 2032, de sceptici onder ons omzwachtelend met de theologie van de kenniseconomie en de tegenkracht miskennend van ‘onnutte’ kennis als een verbazingwekkende en fantastische biotoop waar de antwoorden groeien op vragen hoe het leven was onder koning Suppiluliuma de Eerste, welke denkbewegingen de volwassen doop inruilden voor de kinderdoop en waarom het in het Frans voor een mannelijk spreker ma mère is en niet mon mère, maar wel weer mon amour.
Toch verwacht ik dat tegen die tijd de generatie van mijn kleinkinderen het spelen nog niet verleerd is, al keert nooit meer de ruimte weer die voor hun opa’s en oma’s op het platteland, maar in de steden open lag.
Wel gaan ze over vaardigheden beschikken die ik voor mezelf nu al onbereikbaar acht. Voorlopig zijn Fenne en Tobias, en in mindere mate Lena onwetend van dit alles, zoals een kikker in een poel niet weet wat de oceaan is. Een gezegde dat ik ooit optekende uit de mond van Yu Takenouchi, een beloftevolle Japanse veldrijder die letterlijk met vallen en opstaan in het slijk en de dras van Essen en Balen deze stiel langzaam leert.
Ik blijf even in zijn buurt, wat heet? Deze regels brengen me naar Zuid-Korea, waar van kenniseconomie gesproken een zeventigurige werkweek regel is, ja zeker, je leest het goed, en waar men heel zijn ziel en zaligheid aan zijn werk(gever) verpandt. Er is amper sprake van een privébestaan, de gulzige liefde voor het leven wordt stevig afgeknepen en zonder tanden is het zoals ieder weet moeilijk walnoten eten.
Het land kent dan ook één van de laagste geboortecijfers van de wereld. Concerns zijn er als een wesp die één ei legt in een ijverige spin. Wanneer het eitje uitkomt, voedt de larve zich met spinnenbloed tot hij moet verpoppen.
Dan scheidt hij een chemische stof af die de spin ertoe aanzet een web te bouwen volstrekt anders dan wat zijn genen hem ingeven, dus geen vangnet van vliegen, maar een beschermende wieg voor de pop. Even later werkt de babywesp zich uit het spinnenlijf, doodt zijn gastheer met gif, verorbert het lijk en verpopt.
De multinational Samsung heeft een ritueel bedacht om even de druk van de ketel te halen. Ingegeven door het feit dat mensen hun liefde en waardering voor een vriend of familielid vaak pas volmondig uitspreken als ze aan diens grafkist staan, wordt het personeel in een rouleersysteem voor een dagdeel van arbeid vrijgesteld en -laat ik hopen onder een zenuwachtige hilariteit- geloodst naar een ruimte met enkel doodskisten in gelid.
Hier mogen ze hun eigen begrafenis beleven. Ieder maakt zijn testament op, formuleert wat het bedrijf voor hem/ haar betekend heeft en gaat voor uren liggen in een dichtgetimmerde kist, zich niet bestokend met de vraag hoe zich uit de banale eentonigheid van dit bestaan te vechten-, maar hoe alles nog efficiënter kan. Frivoliteiten kunnen tot je volgende reïncarnatiewachten.
Het schemerduister binnen het gelouterde hout werkt, leert de praktijk, als een ideeënbus. Men keert gesterkt door de gefingeerde bijna-dood ervaring extra gemotiveerd op de werkvloer terug. Vandaag veegt Albijn van Poperinge ( schilder-dichter uit aflevering 4) de vloer aan van zijn atelier.
Zijn nieuwe model is onderweg. Sinds het vertrek van Hortense was volgens de twee andere modellen, Dora en Eliséa, de gelukzaligheid uit zijn blik verdwenen. Een drie-eenheid was doorbroken en daarmee hun alles meesleurende gevoel van verheven saamhorigheid.
Albijn zweert nu eenmaal bij het simultaan modelschilderen en bij de vrouwelijke lichamelijkheid tout court. Op het gevaar af dat over zijn ascetische leefstijl besmuikt werd gesproken.‘Vrouwen zijn veel meer dan mannen met hun lichaam bezig. Als je nagaat dat iedere dag miljoenen vrouwen onder de douche staan en zich door het waas van over elkaar kolkende emoties en herinneringen in de spiegel bekijken, dan is meteen het eeuwigdurende succes van de damesbladen verklaard.
Vrouwen, ongeacht de leeftijd, kijken graag naar andere vrouwen, ze zijn geïnteresseerd hoe dezen omgaan met de imperfecties van hun lichaam. Mijn modellen omhul ik met de onverminderde glans van wat verloren ging of dreigt te gaan, een grandeur die zich onder mijn schildershanden onttrekt aan het hellinggruis van de tijd,’ sprak hij uit de grond van zijn hart onlangs nog in een straatinterview.
Theorieschuw als hij is, durft Van Poperinge wel de stelling aan dat de abstractie in de kunsten daarmee gepaard gaande de afbraak van een leesrichting wortelt in een latente gynecofobie, een Victoriaanse vrouwenangst. Hij kijkt op zijn smartphone. Zo aanstonds moet hij voor een half uur het geluid dulden uit de Rocky Billy Bar. Op initiatief van Bobby Houtappels, plaatselijk orthopedisch chirurg in ruste, komen dinsdagmiddag op dit tijdstip patiënten van zijn vroegere afdeling dansen om hun revalidatietesten en de pijngrens op te schuiven.
Voor de beginners ligt de Danse Macabre op de draaitafel, voor de gevorderden de Bolero van Ravel, voor hen die hun revalidatie vanwege de onverwachte gezelligheid oprekken en de druk op hun nieuwe heupen willen verhevigen is er Tutti Frutti. Toegegeven, het liften van de partner heeft veel weg van de negende kruiswegstatie.
Voor Bobby is orthopedie een vrolijke wetenschap. ‘Laat elke derde zaterdag van maand van 12 tot 1 rock & roll muziek door de luidsprekers daveren, plots verdwijnt alle chagrijn uit de stad. Ik denk aan de droom van mijn liefje (Huba de Graaff, noot van H.S.) dat het toch prachtig zou zijn als je op een zomeravond op straten en pleinen vrouwen en mannen klaar hoort komen.’
Die Bobby! Maar daar komt Azalea aanfietsen.Waar zijn collega’s zich bij een stroeve transfermarkt afvroegen welk model je met de winter in het vooruitzicht zo gek krijgt om in je kille atelier te poseren, ging Albijn af op zijn netwerk.
Hem was een vaag gerucht ter ore gekomen. Een dochter van Pygmalion zou zich losgerukt hebben uit de beeldenfamilie van haar vader. Hij had haar in zijn autistisch zwijgen, onafgebroken zijn grootste kracht, om haar pruillippen afgewezen en uiteindelijk gekozen voor Myrrha met wie hij het bed zou delen, nadat hij zijn totale productie kort en klein had geslagen.
Hij wilde van geen beelden meer weten, zeker niet toen hij vader van Adonis werd. Nogmaals, geruchten toegeschreven aan ene Ovidius in zijn poging door middel van een godloos scheppingsverhaal de kunst van elke hemelse ideologie te ontdoen. Maar het is best mogelijk dat ik me vergis, dat andere namen op de bewasemde ruiten van de dichters stonden geschreven.
Om zich voor de voortdurende smaad van haar vader te behoeden, besloot Azalea zich terug te trekken in haar steen, maar op een dag huppelde een meisje aan de hand van haar vader die periodiek het marmer leverde het atelier binnen.
Ze legde het biebboek over trekvogels op een stoel en wreef achteloos over de armen van Azalea. Dat had natuurlijk ook andere beelden kunnen treffen, maar daar dacht Azalea niet aan, toen het kind haar vroeg wat haar zo bedrukte. Zij antwoordde: ‘Ik volg een gevecht in mijn hart tussen mijn vaderen mezelf, tussen steendood en leven.’
Het kind vroeg: ‘Wie wint er?’ Zij antwoordde: ‘Degene die ik het meeste voed.’ Nu belde ze aan,een flamboyante verschijning, haar haren rood van de henna.Van de vloermat raapte Albijn de post op, de Tv-gids, HetYin en Yang der liefde, vertaald door Frank Carmiggelt, en een enveloppe met het beeldmerk van Samsung-Nederland. ‘Een brief van Hortense!’
Wanneer de winteravond is gevallen en je gezeten aan de tafel zonder voedselangst bij elke hap de stilte van de keuken in reepjes snijdt, wanneer in de fruitschaal je laatste Pink Lady-appel onnatuurlijk traag verschrompelt en wanneer de kleuren op de huid om het vruchtvlees elkaar niet langer op afstand houden, wanneer je met het keukenafval op weg naar de composthoop denkt aan het meisje dat daags voor een spreekbeurt in haar slaap op de rug van een grauwe gans naar Spanje vliegt, wanneer je ook die dag het handboek van elementaire wiskunde niet hebt opgeslagen, maar wel las dat het klassieke Chinees geen voorzetsels kende, geen werkwoordstijden en geen onderscheid tussen enkel-en meervoud, wanneer je in de rondgang van je huis de blinden hebt gesloten en het heldere firmament met al zijn sterren op een toverbol gaat lijken en neerslag verbazing zou wekken en wanneer de hoeve als een containerschip ligt afgemeerd, dan spreid je over een strook hobbelig gazon een oude paardendeken uit om daarop afhankelijk van de wind je kruk te plaatsen, vanuit een vreemde behoefte om uit een half uur stilte de taal te bannen, ook al schommelt de stem van je gestorven dochter in een fibermandje aan een hoge appeltak.
En teruggekeerd en jezelf gebleven doop je onder de luister van Une jeune Fillette van Jehan Chardavoine je pen in de rode walnoteninkt van Sjan Knoops en schrijf je met het sprokkelhout van je liefde op een verloren muze en gedicht opdat het haar niet aan levensgloed ontbreekt.
Henk Simons 10 december 2015