Sierlijke aansnijdingen van mijn dagen -6

Een vriendin gaf me de raad(alle)boeken geregeld uit de kast te halen en ze eventueel in een nieuw verband terug te zetten.‘Je zult ontdekken wat je tijden terug impulsief hebt aangeschaft en gruwen van de overbodigheid’ . Zo kwam ik door haar advies bij Goed Boeren van Cato (234-149 v.C.) uit, bijna twintig jaar stond het boek verdoken op de tweede rij.

Bij velen is deze Cato bekend om het fulminerende slot van zijn redevoeringen in de senaat: ‘Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden.’ De taal van een ijzervreter. Legendarisch was zijn diepgrondige afkeer van alles wat uit Griekenland kwam. Pas op zijn tachtigste overwon hij deze weerzin, hij leerde Grieks en in deze flow klampte hij zijn kabinetschef op het Forum Romanum aan met het verzoek – wijzend op zijn puike fysieke conditie – aan hem zijn twintigjarige dochter, Salonia, uit te huwelijken.

Op zijn leeftijd, ver boven de gemiddelde levensverwachting in zijn tijd- ongeveer 22 jaar-, werd hij vader van een zoon, daarmee krachtdadig de weinig geciteerde paragraaf uit Einsteins relativiteitsleer ontzenuwend dat de libido afneemt naarmate de behoefte aan een steunpunt bij het aantrekken van de onderbroek toeneemt.

Cato was veelzijdig: boer, veldheer, toezichthouder op de openbare zeden, minister van financiën, senator, advocaat, grootgrondbezitter. Hij zou de spot drijven met onze hedendaagse hang naar specialismen zoals een hoogleraar in de pedagogische dimensies van onderwijs, opleiding en vorming of in de kinderopvang. Keren wij terug naar zijn Goed Boeren. Het eerste prozaboek van West Europa is een ongeordende verzameling adviezen, vaak verstrekt aan de beheerder van mega-boerenbedrijven, met tips waarin Italië hij moet zijn voor karren, klompen, mondijzers, kuipen, dakpannen etc., hoe ver olijfbomen van elkaar aan te planten, kippen vet te mesten.

Maar niet te vergeten uitgekiende rantsoenen voor het personeel, voor wie op het land werkt, voor de geketenden, plus bijgerechten zoals een halve liter olijfolie per maand. Wat betreft kleding is Cato kort. Om het andere jaar een tunica van drie en een halve voet lengte. Van nachtkleding nog lang geen sprake. Men sliep naakt, niet alleen uit gewoonte, maar ook omdat een goede nachtrust een hogere productiviteit genereert. (NB. Slechts 15% van de Nederlanders slaapt naakt). Men moet het personeel om het andere jaar goede klompen geven.

Een landheer moet verkoopgraag, niet koopgraag zijn. Vandaar het advies om slaven op leeftijd of met een kwakkelende gezondheid tegen elk aannemelijk bod van de hand te doen. En uiteraard om het ziekteverzuim op de domeinen te beperken -niets van het kapitalisme is hem vreemd- een scala van huismiddeltjes tegen stijfheid, gewrichtspijn, darmklachten, ooginfecties, etc. In de medische theorieën van zijn tijd werden bloedsomloop, ademhaling en spijsvertering nog niet van elkaar onderscheiden.

Cato zweert bij wilde kool. Als je met je oren te weinig hoort, wrijf dan wat kool met wijn, pers het sap uit en druppel het lauw in je oren.Al snel zul je beseffen dat je beter hoort. Meteen daarop het volgende advies: Op huiduitslag bij de schede kool aanbrengen: het maakt haar weer gezond en voorkomt ontsteking.Het heeft er alle schijn van dat Cato zichzelf ook rantsoeneerde.

Hij sprak de taal der kruiden zoals eeuwen later Mellie Uyldert die er meer dan honderd jaar mee werd. Met deze wetenschap begroet ik voortaan een strook brandnetel in mijn tuin met een zekere coulance. Kort na de dood van Cato forceerde Rome in een klassieke machtspolitieke strijd om invloedssferen een doorbraak in het Midden Oosten.

Met als gevolg dat vele burgers uit de veroverde steden in het tegenwoordige Turkije en Syrië naar de slavenmarkten van Delos werden afgevoerd, verkocht en te werk gesteld op de domeinen waar door regenteske eigenaren en beheerders De agricultura van Cato werd stukgelezen. Bij gelegenheid van de aankomst van asielzoekers in Weert schreef ik op 18 september het onderstaande gedicht dat kort daarna in het Arabisch is vertaald:

Toekomen in Weert

Niemand in de broeierige avonden van Homs of Aleppo heeft van deze stad geweten,
eerder was het andersom toen ginds de bedrading van het dagelijks leven bruut uiteen getrokken werd:
ontplofte straten, een gefragmenteerde hemel die uit kinderogen de diamanten fonkel brandde.

Nu heeft Weert een brug geslagen, onwennig door tegenkant en mentaal verweer, niettemin op de pijlers rustend van wat beschaving heet.
Eindelijk rust voor voet en moed, voor bewolkte geesten, waarin de herinnering schroeiend nog in verre afwezigheid bijt, in het afscheid in der haast op muren en doodsbeenderen geschreven.

Achter deze traangrens lonkt het zoet van dadels, vrijheid en amandelbrood, verpakt in de diepe wens niet in de schrale olie van ontheemding te verdrinken,maar te ontdekken dat hier weer groei is voor hoofden handen, en een nieuwe taal voor tong en hart.