In het kader van een uitbreiding van de moestuin, het is te zeggen voor mijn doen een ambitieus plan, schot ik de composthoop met enkele pallets af. Ondertussen dartelt een roodborstje naar zijn/ haar gading rond in de zwarte aarde. Hij vreet het buikje vol, want er staat een lange trektocht op de agenda. Naar men inschat vliegt hij om en nabij de tweeduizend kilometer, tot zeg maar Andalusië, misschien wel verder. Geruisloos zal zijn huidige territorium worden opgevuld door soortgenoten uit Scandinavië. Ik zal het verschil niet zien.
Een roodborst vliegt vooral ’s nachts, met ijzerhoudende kristallen in zijn lijfje zich oriënterend op het magneetveld van de aarde. Sinds twintig jaar is men erachter dat er door quantumverstrengeling elektronenparen ontstaan als lichtdeeltjes botsen op een specifiek eiwit in het netvlies van het vogeltje. Ik haal de riek door de massa en leg uitgebleekte plakken bladafval bloot die meteen beginnen te dampen. Opgeschrikt door de warmte wipt de roodborst op de rand van de kruiwagen.
Plotseling stoot ik bij het graven van de sleuf voor de laatste pallet op iets hards, ik vermoed een gebroken dakpan, een stuk betonpaal of aardewerk, ingekuild door de allereerste bewoners in een tijd dat er nog niet met regelmaat huisafval werd opgehaald. Het blijkt een kaphamer, waarvan de vorm verloren gaat onder aangekoekte roest. Een ‘aanwinst’ voor de vitrinekast met ‘archeologische’ vondsten uit mijn tuin. Van de steel uiteraard geen spoor. Onder de lindeboom, de hang-out van eksters en Turkse tortels,schraap ik met een schilmesje de bovenste laag roest en de DNA-sporen van de laatste gebruiker af. Balorig krollend masseert de kat zijn rug in het roomwitte boomkruim onder de zaagbok.
Op een viersprong van gedachten ontmoet ik Khaled al-Asaad, in 1932 geboren in de buurt van Palmyra, in de periode dat Syrië een Frans protectoraat was. Op school leerde hij dat kennis een wal opwerpt tegen chaos en de chaos polijst tot een kosmos, een sieraad al gelang de grootte van je geest. Als jongetje stond hij aan de rand van het immense archeologische veld dat zijn Palmyra door de jaren heen tot de ‘stad van de duizend zuilen’ maakte. Het bepaalde de rest van zijn leven, zijn liefde voor het detail, een opmerkelijke zin voor een intieme herschikking der dingen, een vertrouwd zijn met de snippers van een roemrijke historie.
Buitenlandse archeologen kwamen en gingen, alleen Asaad, hoewel geen archeoloog van professie, bleef om onvermoeibaar de hele wereld te gidsen door het antieke verleden van zijn stad, met haar tempels, theater, antieke woonhuizen en graftorens. Op foto’s beantwoordt hij aan de clichés van een oude, erudiete man. Zijn geheugen haperde nooit. Hij zette wandelroutes uit langs de vindplaatsen van alle Griekse en Latijnse inscripties. In 2003 ging hij met pensioen, zijn zoon volgde hem op als hoofd van de archeologische dienst en directeur van het museum. Nooit zullen we weten of hij zijn positie louter en alleen dankte aan het lidmaatschap van de Baath-partij.
Vier jaar geleden brak de burgeroorlog uit, een uitbarsting van collectieve verdwazing, een gestaag spervuur van gruweldaden. Miljoenen mensen op de vlucht. Grenzen bestaan niet langer.Machtsgebieden veranderen met de dag. Broederschappen van de opoffering, volgepompt met apocalyptische verwachtingen, menen de weg te banen voor de Terugkeer van de Twaalfde Imam. Ze haten kunst. Bombardementen, massa-executies van christenen, homo’s worden van de tinne van hoge gebouwen gegooid, verkrachtingen door een inleidend gebed gesanctioneerd.
In mei van dit jaar werd de zwarte vlag van Islamitische Staat op de antieke akropolis van Palmyra gehesen. Samen met zijn zoon had Asaad al eerder zeldzame museumstukken, waaronder recent ontdekte sarcofagen, in veiligheid gebracht. Hij werd zijn dood. Ook al hield hij zich ongetwijfeld aan zijn religieuze plichten, op een dag in juli wordt hij opgebracht naar het hart van de duisternis. Men is niet gediend van een klassieke intellectueel voor wie een paranoïde toekomst niet opweegt tegen een onderzocht verleden. Ondanks briesende verhoren, zonder enig respect voor zijn verdiensten, weigerde hij informatie te geven over de plekken waar hij de kostbaarheden opgeborgen heeft.
Op 18 augustus werd hij voor zijn eigen museum door een gemaskerde man onthoofd. Tientallen plaatsgenoten keken toe. Men sleept zijn lichaam over het hobbelige plaveisel van de antieke straten als gaat het om een schizofrene keizer. Die bewuste dag hangt zijn lichaam aan een Romeinse zuil. Op zijn borst een met de hand beschreven bordje: Vijand van het volk. Ik kijk op tegen de lindeboom. Binnenkort wordt haar metershoge wildgroei ingetoomd, wat zeg ik, in de geheimtaal van de boomchirurg gekandelaberd.
Ik stem toe, denkend aan de gevaren voor het dak, maar huiver. “Je kunt het beste nog maar wat foto’s maken, nu de boom nog in het blad staat. Vraag dat ook aan anderen die de boom kennen en straks gekend hebben.” Mij rest te weinig tijd van leven om haar weer in volle weelderigheid te zien herrijzen. Dit belooft een harde oefening in loslaten. In mijn beeldarchief vind ik een foto van Palmyra, zoals het nooit meer wordt.